roland-en-barbara-in-vietnam-en-cambodja.reismee.nl

De keerzijde

Na alle mooie verhalen moet mij nu toch een en ander van het hart. Noem het maar de keerzijde van het reizen in Vietnam en Cambodja.

Om te beginnen: ik begrijp niet waarom het hotelmanagement hier de moeite heeft genomen matrassen aan te schaffen. Het royaal uitziende matras op ons bed, minimaal 20 cm dik, voelt namelijk aan als een plank waar een theedoek overheen is gelegd. En aangezien mijn lijf – laten we zeggen – niet helemaal recht is, vormt zich dat niet comfortabel om de theedoek heen. Gelukkig was ik gisteren, na enkele nachten op de theedoek, zo moe dat ik als een blok geslapen heb ? In de drie weken dat we nu onderweg zijn, hebben we slechts een keer het genoegen van een (voor ons) comfortabel matras mogen beleven, dus we verlangen onderhand wel weer naar ons eigen bedje! De ligbedden bij het zwembad liggen overigens erg comfortabel, dus daar maken we de komende dagen dan maar veel gebruik van (overdag wel te verstaan).

En dan de toiletetiquette. De riolering is er niet op berekend de grote hoeveelheden toiletpapier, die Westerse toeristen gebruiken na hun boodschap, te verwerken (de lokale bevolking poetst het wisselgeld weg met water, a la het Franse bidet maar dan met behulp van een waterslang naast het toilet). Dus staat naast ieder toilet keurig een afvalbakje waarin men geacht wordt het gebruikte papier te deponeren. Omwille van het voorkomen van geurtjes zit er op het afvalbakje, uiteraard, een deksel. Helaas hebben de Vietnamezen de gewoonte om een afvalbakje met een kantelklep te gebruiken. Tja, en hoe dan te werk? Het klepje met je hand opendoen is vies, dus dat kan niet. De klep met het papier openkiepen is ook vies, want het papier is gebruikt. Dat kan dus ook niet. Dan maar het papier na gebruik eerst dubbelvouwen (voorzichtig!) en de klep dan toch met het papier openduwen. Dat kan wel. Maar helaas valt de klep vaak iets te snel weer dicht, zodat je pakketje met inhoud tussen de klep blijft steken. In geval van een grote boodschap herhaalt het ritueel zich, maar moet je bij de volgende poging ook je eerder gebruikte papier, dat tussen de klep geklemd zit, de bak in zien te werken zonder daarbij met je handen de klep aan te raken. Het laatste gebruikte pakketje blijft dan natuurlijk weer tussen de klep steken, dus ben je altijd extra (ongebruikt) papier kwijt om het de bak in te werken. Om dan nog maar niet te spreken over de situaties waarin de bak niet binnen handbereik van de pot staat ? Dan moet je ook nog met de broek op je knieën naar voren of opzij schuifelen (met je toiletrol onder je kin geklemd, want er is geen ophanghaakje en je wilt je tas niet op de grond zetten dus die houd je tegen om te voorkomen dat hij van je schouder afglijdt en in je andere hand heb je je gebruikte pakketje) om je doelpunt te kunnen maken. Je kunt dan proberen het bakje dichterbij te halen door het (wel met je voet natuurlijk) de goede kant op te duwen, maar daarbij moet je dan natuurlijk weer voorzichtig zijn dat het niet achter een vloertegel blijft haken en omkegelt. Een hele onderneming dus! Gelukkig kun je hier wel echt overal je handen wassen en heeft men in Cambodja meestal dekselloze afvalmandjes staan, dus het leed is inmiddels geleden. Voor een goed begrip van de toiletetiquette hangen en in Cambodja vaak bordjes in de wc over wat je niet mag doen: roken, op de toiletpot hurken en je haar of je voeten wassen met de waterslang. ’t Is maar dat je het weet.

Zoals al eerder gemeld zijn wij inmiddels dol op de lokale keuken, die voor luttele dollars beschikbaar is (een hoofdgerecht kost, afhankelijk van de situering en de klasse van het restaurant, tussen de twee en zeven dollar per persoon), maar de bediening zorgt nog weleens voor afleiding. Cambodjanen zijn over het algemeen uiterst vriendelijk en beleefd. Dat houdt echter ook in dat men zich voor ieder wissewasje verontschuldigt, hetgeen op enig moment weleens vervelend wordt. Het diner verloopt dan ongeveer als volgt: ‘Excuse me, may I help you?’, Excuse me, do you want to order?’, ‘I will repeat your order now’, ‘Excuse me, here is your drink’, ‘Excuse me, sweet and sour chicken?’, ‘Excuse me, finished? May I take your plate?’ ‘Bill?’ ‘Thank you sir, madaaaam’. Als je vervolgens het restaurant uitstapt, begint een andere riedel: ‘Tuktuk sir?’, ‘No thank you’. Vijf meter verder: ‘Tuktuk sir?’, ‘No thank you’. Vervolgens ben je bij de toeristenstalletjes aanbeland: ‘T-shirt, madaaaaam? Dress?, I give good price for you!’, ‘What are you looking for, sir? T-shirt? If you buy two I can give discount!’. Maar, helaas voor de middenstanders hier, wij zijn stugge non-buyers dus wij bedanken iedereen vriendelijk voor het aanbod en lopen gewoon door. Gelukkig maken wij blijkbaar voldoende duidelijk dat de verkooppogingen geen kans van slagen hebben, want we worden na de eerste weigering verder niet meer lastig gevallen met aanhoudende aanbiedingen, die wonderlijk genoeg altijd met hoge smekende stemmetjes moeten worden gedaan. Het klapstuk was het kleine meisje bij een van de tempels. Terwijl moeder onder de parasol vers gesneden fruit trachtte te verkopen, kreeg de jongedame Roland in het vizier en greep haar kans. Ze had namelijk prentbriefkaarten in de verkoop, die ze voor een zacht prijsje wel aan hem wilde slijten. Als een volleerd actrice zette zij snel haar pruilgezichtje op en begon haar litanie: ‘Want to buy a card, sir? Please, sir?’ en probeerde daarbij ijverig een paar traantjes uit haar ogen te persen. Toen dat niet erg lukte en ze Rolands geamuseerde gezicht zag, moest ze zelf vreselijk lachen om haar mislukte verleidingspoging. Gelukkig zag ook moeder de humor ervan in, waarna de verkoopster in de dop snel terug naar haar vriendinnetjes rende om verder te spelen. In een van de foldertjes die we eerder deze week in een restaurant-voor-het-goede-doel (waarvan er hier een aantal zijn en waar we regelmatig proberen te gaan eten) aantroffen, stond vermeld dat kinderarbeid hier nog veel voorkomt en dat het beste wat je kunt doen is geen waren van kinderen te kopen. Dat beloont namelijk het bedelen/werken in plaats van naar school gaan (wat hier, in tegenstelling tot in Vietnam, gratis is). Daar houden we ons dus maar aan

Zonder stokjes

We zitten op ons overdekte balkonnetje van sfeervol tropisch hardhout en eten een ‘after dinner ijsje’, dat we net bij het kleine supermarktje annex drogisterijtje op de hoek van de straat hebben gekocht. Boven ons zit een gekko ondersteboven tegen het plafond gekleefd in afwachting van voorbijkomende insecten. Door het groen van de palm- en andere tropische bomen (onze kamer ligt op de eerste verdieping) glinstert het water van het verlichte zwembad en op de achtergrond klinkt de (gelukkig rustige) muziek uit een kledingzaakje dat tegenover het hotel ligt. We hebben daarstraks – alweer – heerlijk gegeten bij een restaurant een paar straten verderop en geconcludeerd dat Vietnam en Cambodja bovenaan onze lijst van culinaire favorieten staan. Het enige dat ons teleurstelt is dat hier in Cambodja niet of nauwelijks met stokjes wordt gegeten. Na tweeëneenhalve week Vietnam hadden we ons opnieuw aardig in die kunst bekwaamd, maar die vaardigheid wordt nauwelijks meer benut. Jammer, want we merken nu dat het eten met stokjes helpt om de afzonderlijke ingrediënten van een gerecht beter te proeven en daardoor meer te waarderen. Immers, je husselt niet alles door elkaar om het vervolgens tegelijk met een hap rijst met vork of lepel naar binnen te werken, maar je vist voortdurend een blokje vlees, vis of een stukje groente uit de schaal en schept daarna een hapje rijst naar binnen. Wel op stelten dus, maar zonder stokjes.

Over die stelten gesproken: van een andere lokale gids, die ons eergisteren begeleidde op onze fietstour naar de mooie tempels van Angkor, hoorden we drie andere mogelijke redenen (naast het eerder genoemde overstromingsgevaar) voor het bouwen van huizen op palen: 1) op die manier creëer je schaduw zodat het gezin niet binnen of in de brandende zon hoeft te leven, 2) vroeger waren er veel gevaarlijke wilde dieren, waartegen een huis op hoogte je ’s nachts beschermde en 3) er wonen boze geesten in de aarde, dus daar kun je betere verre van blijven. Laat eenieder maar de verklaring kiezen die het aannemelijkst lijkt.
Hoewel we pas een paar dagen in Cambodja zijn, hebben we alweer veel gezien. Op de dag dat we vanuit Vietnam naar Phnom Penh reisden, bezochten we de Killing Fields: een plaats waar meerdere massagraven zijn gevonden van duizenden mensen, die tijdens het regime van Pol Pot (jaren ’70) zijn vermoord. Pol Pot wilde terug naar een puur agrarische communistische maatschappij en roeide daarom alle stedelijke intellectuelen hardhandig uit. Tijdens het regime vonden vreselijke martelingen plaats met als doel namen van ‘spionnen’ en ‘foute personen’ te los te krijgen, zodat die vervolgens weer opgepakt (en gemarteld) konden worden. Na de martelingen werden de slachtoffers afgevoerd naar de Killing Fields en aan de rand van een massagraf doodgeslagen of anderszins omgebracht (niet dood geschoten, dat kostte teveel kogels en maakte teveel lawaai). Alles vond in het geheim plaats, want zodra Pol Pot de macht overnam evacueerde hij alle mensen uit de steden dus daar was gelegenheid tot het inrichten van martelkamers. De Killing Fields waren op het platteland verstopt achter muren van een zogenaamde legerbasis en de moordpartijen werden gemaskeerd door heel hard partijliederen af te spelen op het terrein. Nu is het een herdenkingsplaats voor de slachtoffers, waarvoor een glazen pagode is gebouwd met daarin de in de massagraven gevonden schedels en beenderen. Later die dag bezochten we in Phnom Penh ook de martelkamers, nu het Tuol Sleng museum, die daar in een voormalige school waren ingericht. De martelingen die daar hebben plaatsgevonden waren onvoorstelbaar gruwelijk. Het museum is door de Unesco uitgeroepen tot plaats die deel uitmaakt van het wereldgeheugen, zodat deze daden nooit worden vergeten en hopelijk nooit worden herhaald.

Intussen ben ik door zo’n klein zoemend klerelijertje in mijn voet gestoken, dus tijd voor een flinke dosis Deet. Hebben wij weer: een luie gekko!

De tweede dag in Phnom Penh stonden het Koninklijk Paleis en de Jade Emperor Pagoda op de agenda, maar die bleken gesloten in verband met een boeddhistische feestdag. Daarom over op plan B: het bezienswaardige nationaal museum, een bezoek aan de kapper door Roland, de Wat Phnom (een tempel waar het een drukte van belang was vanwege het offeren op de feestdag. Leuk!) en het eerder genoemde boottochtje en de dansvoorstelling. Gelukkig kon het reisschema voor de volgende dag worden aangepast, zodat we eerst alsnog het paleis en de naastgelegen tempel konden bezoeken voordat we met de bus afreisden naar Siem Reap.

In Siem Reap werden weer 20 fietsen van stal gehaald, mountainbikes deze keer (helm verplicht). Met een fietsgids togen we naar Angkor, een gebied van 10 vierkante kilometer waarin in vroeger tijden door opeenvolgende koningen prachtige tempelcomplexen zijn gebouwd. In de loop der eeuwen zijn de meeste complexen in onbruik en daardoor in verval geraakt, maar niettemin hebben we genoten van de bouwwerken vol prachtig beeldhouwwerk. Over kleine paadjes fietsen we van de ene naar de andere tempel: door het bos, langs de rijstvelden, door minuscule dorpjes uit het zicht van de toeristen. We herkenden de door de jungle gedomineerde tempel uit de Lara Croft film ‘Tomb raider’, zagen de serene gezichten van de Bayontempel en bewonderden de bas-reliëfs van Angkor Wat. Het was een heerlijke dag.

En nu zijn we weer alleen. Vanochtend hebben we afscheid genomen van de Nederlandse groep en vanmiddag van de vier Duitse fietsgenoten, die inmiddels allemaal onderweg zijn naar huis. De Nederlanders lopen op dit moment in Hongkong rond, in afwachting van de vlucht naar Amsterdam die rond middernacht (lokale tijd) vertrekt. De Duitsers vliegen via HCMC terug naar Frankfurt. Het was een heel gezellige groep van meer en minder ervaren reizigers, maar iedereen was geïnteresseerd, enthousiast en flexibel. En dat laatste was soms wel nodig, gezien de zaken die zo nu en dan op ons pad kwamen. We zullen de groepsdynamiek missen. Want het blijft toch grappig als mensen bij een stop aan de haven tijdens de fietstocht vragen: ‘Oh, gaan we hier lunchen?’, terwijl net het programma uitgebreid uit de doeken is gedaan en is verteld dat we eerst de fiets inruilen voor een bootje en vervolgens met de bus naar het lunchrestaurant worden gebracht. Het bestellen van koffie voor 20 man is ook niet eenvoudig, ondanks dat er iedere dag slechts keuze was uit dezelfde opties: warme zwarte koffie, warme koffie met melk, zwarte ijskoffie, ijskoffie met melk of frisdrank. Zodra optie 1 werd rondgeroepen barstten de vragen los: is er koffie met melk? Hebben ze ook een smoothie? Koffie met melk? Nee ik wil ijskoffie, zwart!

Inmiddels sjeest de gekko heen en weer over het plafond. Goed zo jongen! Wij kunnen mug-vrij gaan slapen.

Op stelten

Vanaf het terras op de eerste etage van een leuk restaurant op de hoek van een straat kijken we uit over de boulevard en de Mekong rivier (of, om precies te zijn, de Tonlé Saprivier, die even verderop samenvloeit met de Mekong). Onder ons luieren de tuktukchauffeurs in hun karretje, de een op het bankje, de ander heeft een hangmat overdwars in het wagentjes vastgeknoopt en wiegt zachtjes heen een weer. Allemaal zijn ze druk in de weer met hun mobieltje. Op de boulevard rijdt het drukke verkeer in ganzenpas voorbij terwijl de zon achter de horizon zakt. Grote, dure auto’s staan zij aan zij met talloze scooters en motoren, met of zonder aanhangwagen (de motoren!) en met meer of minder passagiers. Zojuist passeerde een scooter met 5 personen erop: 3 volwassenen met twee kinderen staand tussen zich in. Enigszins gehaast werken we onze pizza naar binnen. We zijn even klaar het met lokale eten, hoe lekker ook, dus hebben we deze keer gekozen voor bekende kost. Zo meteen gaan we in het Nationaal Museum naar een dansvoorstelling van Living Arts, een organisatie die is opgericht door een Cambodjaan die tijdens het regime van Pol Pot naar de VS was gevlucht, maar die zich na terugkeer richt op het achterhalen van lokale tradities op het gebied van muziek en dans. Veel kennis hierover dreigde verloren te gaan als gevolg van de zuiveringen tijdens het regime. Via het interviewen van ouderen en het trainen van jongeren probeert de organisatie dit Khmererfgoed te behouden voor de toekomst.

Een uurtje geleden hebben we een boottochtje gemaakt op de rivier. Inmiddels is de zon onder gegaan en twinkelen de vrolijk gekleurde lichtjes van voorbijvarende rondvaartboten in het donker. Links van ons hangt op ooghoogte een enorme kluwen zwarte elektriciteitsdraden in een houten paal. Wonder boven wonder zorgen zij voor een voortdurende stroomaanvoer. Klaarblijkelijk is de warboel ook bestand tegen de hoosbuien in de regentijd. Waarom hebben wij toch altijd al die veiligheidsmaatregelen nodig in NL? Zonder al die voorzichtigheid werkt het blijkbaar ook prima. In de zijstraat ziet een familie op kleine krukjes op het trottoir gezellig te keuvelen, vlakbij een eetstalletje op een bakfiets.

Gisteren zijn we in Phnom Penh gearriveerd na een achtdaagse fietstoer door de Mekongdelta in Vietnam. We hebben ervan genoten, maar zijn nu ook wel toe aan een paar zadelpijnloze dagen en een andere routine dan het dagelijkse opstaan om 6.15 uur, ontbijt om 7.00 uur en vertrek om 7.30 uur voor het fietsen van gemiddeld zo’n 35 tot 40 kilometer. De tocht was heel gevarieerd. Iedere dag reden we door een gebied met een heel eigen karakter: rijstvelden de ene dag, bloemen- en plantenkwekers de andere dag, dan weer over een eiland met veel fruitteelt en ga zo maar door. Regelmatig moesten we met een pont(je) oversteken bij een van de vele waterwegen. We reden over kleine weggetjes en smalle paden, een enkele keer over een wat drukkere weg. Bijna overal stonden huizen langs de route, als een lint van bebouwing dat naar het volgende dorp leidde. Het was duidelijk dat in dit gebied niet veel toeristen komen, want we vormden een grote bezienswaardigheid die met vrolijke, soms verlegen, soms brutale ‘Hello!’s en brede glimlachen werd begroet. Soms werden we van diep binnen in een huis of ver achter op het erf aangeroepen en kwamen kinderen snel aanrennen om niets van het spektakel te missen, terwijl de vrouwen hartelijk onderling lachten over de grapjes die ze over ons, de lange sliert fietsende westerlingen in korte (fiets)broeken en met verhitte gezichten, maakten. Het was een voortdurend feestje in een prachtige omgeving met veel groen en water. We overnachtten soms in hotels (heel eenvoudig, maar gelukkig wel met airco, die we tijdens de reis als gevolg van gewenning inmiddels steeds warmer zetten ’s nachts), soms in homestays waar we slaapkamers en sanitair deelden. Onderweg maakten we regelmatig stops, waarbij de gids ons volstopte met heerlijk vers fruit (bananen, ananas, jackfruit, dragonfruit, etc.) of lokale lekkernijen zoals suikerpinda’s of bananenbroodjes. En water, heel veel water. Want ondanks dat het hier het koele, droge seizoen is, is het voor ons Nederlanders behoorlijk warm en zorgt La Nina voor meer regen (= vochtigheidsgraad) dan gebruikelijk. Van regen hebben we overigens maar een dag wat last gehad, voor het overige hebben we prima weer getroffen en waren we soms blij met de bewolking als bescherming tegen de zon. We zouden pagina’s kunnen volschrijven over alle grote en kleine zaken waarover we ons tijdens de fietstocht verwonderd hebben, maar we zullen volstaan met het plaatsen van wat foto’s. Rest ons te zeggen dat het een heerlijke manier was om kennis te maken met een bijzondere streek van Vietnam. Wij wensen eenieder zo’n mooi avontuur toe.

En dan nu Cambodja. Onze eerste indruk is dat er veel overeenkomsten zijn met Vietnam. Maar ook verschillen. Cambodja staat op stelten. Vanochtend bezochten we, voor vertrek naar Siem Reap waar we onder andere de tempels van Angkor zullen bezoeken, het koninklijk paleis. De toegangswegen naar het paleis waren afgezet, naar horen zeggen omdat de regering bang is voor demonstraties van de oppositie, die kortgeleden is afgezet door de regeringspartij. Er zijn nu 50 lege stoelen in het parlement. Aangezien het paleis gisteren dicht was vanwege een boeddhistische feestdag waren er vandaag extra veel toeristen en werden betogingen dus niet op prijs gesteld. In de zomer (de onze dan) zijn er weer verkiezingen, dus de komende maanden zal er wel wat politieke ophef zijn. Maar ook de huizen staan hier op stelten: hoge houten of betonnen palen van gemiddeld anderhalve tot tweeëneenhalve meter hoog, die de huizen en huisraad moeten beschermen tegen de regelmatige overstromingen in het regenseizoen. Dat hebben we in Vietnam alleen aan de oevers van de rivier gezien, maar zien we nu voortdurend langs de kant van de weg naar Siem Reap. Onder de huizen hangen vaders in hun hangmat, rommelen vrouwen met kookgerei en spelen de kinderen in de schaduw naast een gestalde brommer. De huizen zijn hier van hout en hebben pannendaken, in plaats van de golfplaten optrekjes die we veelvuldig in Vietnam zagen. Hoewel ook hier iedereen ‘vrijstaand’ woont, zijn de erven kaler. De omgeving is aanmerkelijk minder weelderig begroeid en ook zien we hier geen groene groenten-, fruit- en bloementuintjes zoals in de Mekongdelta. Wel veel gras, bosjes en regelmatig zien we witte koeien grazen. Een heel ander landschap.

Inmiddels hebben we besloten tot aan het einde van onze reis in Siem Reap te blijven. Onze groepsleden stappen zondag weer in het vliegtuig naar Amsterdam, maar wij hebben nog tot vrijdag om Cambodja verder te verkennen. We hebben overwogen om met de boot naar Battambang, een stad met veel Franse koloniale architectuur, te varen (dagtocht) en dan met de bus weer terug te keren, maar dat plan heeft het niet gehaald. Het tempelcomplex van Angkor is zo groot, dat je daar met gemak twee of drie dagen kunt doorbrengen met sightseeën zonder dezelfde dingen te zien, dus die gelegenheid willen we graag benutten. Vanuit Siem Reap zijn ook nog diverse excursies mogelijk, er zijn wat bezienswaardigheden en bovendien kijken we ook wel uit naar een paar (mid)dagen aan het zwembad na het voortdurende reizen. Kortom, we gaan vanavond kijken of we het hotelverblijf kunnen verlengen voor de laatste fase van onze reis: het werelderfgoed van Angkor en het genieten van de tropische zon!

Over het leven en de dood

Inmiddels fietsen we door de Mekongdelta. Over kleine weggetjes slingeren we door het weelderige groene landschap en door dorpjes in lintbebouwing. Overal om ons heen staan prachtige palmen, planten en bloemen, hangt bekend en onbekend fruit aan de bomen en struiken en zien we allerhande agrarische taferelen. Waterbuffels grazen, soms vergezeld van witte ibissen, in het groen, hanen wachten in hun manden op hun lot (we weten niet of het kemphanen zijn of dat ze bestemd zijn voor de hotpot), kippen en eenden scharrelen over de erven, kokosnoten worden van hun schil ontdaan en in ieniemieniewinkeltjes wachten de middenstanders, lui hangend in hun lage stoeltjes, op klandizie. Als we langsfietsen roepen kinderen ons na en zwaaien volwassen vanuit het veld naar ons. Soms zeggen ze wat tegen elkaar en moeten dan vreselijk lachen. Waarschijnlijk verklaren ze ons voor gek, die twintig forse witte Westerlingen met rood bezwete gezichten op hun fietsen. Maar wij vinden het prachtig!

Na de ontmoeting met de groep maakten we ’s middags een cyclotocht door Cholon, een wijk van HCMC waar we nog niet waren geweest. Een cyclo is een soort riksja, die hier vroeger heel veel werd gebruikt, maar die de strijd verloren heeft van de scooters en de taxi’s. Maar voor de toeristen rijden ze nog en dus laten wij ons door de tanige oude mannetjes rondrijden in de stad, hoewel het voor deze en gene soms moeilijk wakker blijven was na de lange reis vanuit Nederland. We bezochten een tempel, een kerk en, een beetje wonderlijk, een rouwcentrum. Omdat families vaak klein wonen is er niet altijd genoeg ruimte om de familie te ontvangen als bijvoorbeeld opa of oma het leven laat. Daarom kan men in het rouwcentrum, dat op een soort overdekte markthal lijkt, een halfopen ruimte huren waarin de overledene opgebaard wordt en waar men met de familie bijeenkomt om te rouwen. Soms worden er ceremonies gehouden waarbij de rouwenden met witte banden om hun hofd in het wit gekleed gaan en die geleid worden door een geel gejurkte priester. Op andere plekken in de hal praten familieleden klaarblijkelijk gezellig bij onder het genot van een hapje en een drankje, terwijl omi er in haar kist wat verlaten bijstaat tussen alle rouwversieringen. Het rouwcentrum is, heel handig, naast het ziekenhuis. Daar moeten we dus beter niet in belanden…

Van de Cu Chi tunnels hadden we ons niet echt een voorstelling gemaakt. Tijdens de lange (burger)oorlog waarin de Amerikanen zich ook nog gedurende maar liefst 17 jaar mengden, ontstond er in Vietnam een gedreven guerrillaleger. Dit communistische Vietcongleger beschikte over weinig middelen en moest het dus hebben van slimme tactieken om hun positie te handhaven en de tegenpartij schade toe te brengen. Zo groeven zij enorme tunnelstelsels, die zowel werden gebruikt om zich voor de tegenstanders te verbergen als om die met guerrilla-acties te belagen. Ter verdediging werden ingenieuze methoden bedacht om de tunnels te vrijwaren van gifaanvallen, bombardementen, indringing, etcetera. Het leven van de strijders moet vreselijk geweest zijn. Honger, het vochtige en warme klimaat, de overstromingen in de delta, de voortdurende bombardementen (ook met het ontbladeringsgif Agent Orange) en het leven ondergronds zorgden voor zeer barre omstandigheden waarin zich allerlei ziektes en aandoeningen ontwikkelden.
Later zouden we het indrukwekkende War Remants museum bezoeken, waarin we via een grote verzameling van persfoto’s verder inzicht kregen in deze vreselijke en wrede oorlog.

Fietsend door de prachtige groene oase met de vriendelijk wuivende mensen, kun je je bijna niet indenken dat hier zich dergelijke verschrikkingen hebben voorgedaan. De Vietnamezen hebben hard gewerkt om dat tijdperk achter zich te laten en kijken liever vooruit dan terug. Dat zullen wij dus ook maar doen. Morgen weer een mooie fietsdag voor de boeg in de Mekongdelta!

Ho Chi Minh stad

HCMC is oorverdovend. Dag en nacht komt het verkeersgeluid je tegemoet en razen scooters en auto’s door de straten. Nou ja, razen: dat valt eigenlijk wel mee. Er wordt hier naar onze maatstaven niet echt hard gereden en niet alleen omdat dat vaak niet kan door de drukte. En dat is maar goed ook, anders zou het onmogelijk zijn om naar de overkant van de straat te komen. Een stoplicht is een relatief begrip, vooral voor de scooters die vaak gewoon (mogen) doorrijden als ze rechtsaf slaan. Bovendien ontbreken de elektrische verkeersregelaars op veel plaatsen. Voor het oversteken is dus moed vereist die je, in combinatie met een arrogante blik in de richting waar het verkeer vandaan komt, naar de overkant helpt. Tijdens het spitsuur rijden sommige scooterchauffeurs zelfs, weliswaar heel voorzichtig, over de stoep. Die is namelijk veel rustiger dan de straat en dus schiet je harder op. De hoofdwegen zijn drie banen breed: een baan voor de scooters, een baan al het verkeer en een baan alleen voor auto’s. Het klopt in de praktijk wel ongeveer, met de nadruk op ongeveer. Vanochtend zagen we hoe dappere wegwerkers een nieuw zebrapad aanlegden op een groot kruispunt. Streep voor streep verfden ze de weg wit achter de bescherming van een verrijdbaar stopbord van ongeveer een meter breed. Nadat een verfstreep was gezet met een soort asfalteerapparaat, werd er snel koud water over gegoten om de verf te koelen (en drogen). Daarna schoven ze op voor de volgende streep. En dat terwijl het verkeer gewoon om hen heen raasde. Van de drie strepen die we zo hebben zien ontstaan, moesten er twee over worden gedaan omdat er weer zo’n vermaledijde scooter overheen reed terwijl de streep nog niet was afgekoeld. Onder een kreet van protest reed de man het asfalteerapparaat er dan opnieuw overheen en sommeerde hij zijn maat toch vooral op te schieten met het koude water.

Na aankomst vanuit Phu Quoc namen we voor een paar euro een taxi van de airport naar het hotel, midden in het centrum van de stad. Een eenvoudig optrekje, maar prima voor ons doel. Vlak voordat we arriveerden zagen we een winkelcentrum, dus na het inchecken gingen we daar op jacht naar iets te eten. Zoals vaker het geval is in Azië was er in het winkelcentrum een foodcourt, waar we konden kiezen uit eettentjes met gerechten uit alle windstreken.

De eerste echte kennismaking met de stad en de historie van Vietnam bestond de volgende dag uit een bezoek aan het Reunificatiepaleis, een iconisch gebouw uit de zestiger jaren dat gediend heeft als residentie van de Zuid-Vietnamese president en dat in 1975 wereldwijd bekend werd door journaalbeelden van een tank van het Noord-Vietnamese leger, die door het hek heen ramde en het terrein op reedt. Het voorval stond symbool voor de val van de stad en de machtsovername door Noord-Vietnam. Vanaf dat moment veranderde Saigon in Ho Chi Minh stad en werd Vietnam een staat. Vanaf het paleis maakten we een stadswandeling door de Dong Khoi-wijk en bezochten we ’s middag het museum voor moderne kunst. Voor het diner hadden we een restaurant uitgezocht dat voormalige straatkinderen en wezen opleidt voor een baan in de horeca en deze kinderen onderwijs en onderdak geeft. Het was het lekkerste Vietnamese eten dat we tot nu toe hebben gegeten en de bediening was top! Complimenten voor dit mooie experiment, we gaan zeker een dezer dagen nog een keer terug.

Ook vandaag hebben we weer de nodige kilometers door de stad afgelegd. Het is leuk om overal te voet heen te gaan en op die manier de stad te ervaren. Een bezoek aan de Jaden Keizer Pagode (die helemaal geen pagode volgens onze begrippen was, maar een tempel. Er was trouwens nog wat bijzonders. Toen wij keurig onze schoenen uitdeden bij het betreden van dit boeddhistische heiligdom, zoals we overal hebben geleerd, werden we met een fikse snauw gesommeerd die rap weer terug aan te doen!), het Historisch Museum, de wat treurige botanische tuin en een vanwege een enorme plensbui gedwongen, maar overigens plezierige tussenstop in een café met heerlijk vers vruchtensap, vulden onze dag en ons geheugen. Morgen ontmoeten we de Djosergroep met wie we de komende twee weken gaan fietsen in de Mekongdelta en Cambodja. We zijn benieuwd!

Het aangenaam verpozen: Phu Quoc

Geduldig zitten we onze tijd uit op het vliegveld van Phu Quoc. Nadat in de afgelopen weken de vertrektijd van onze vlucht diverse keren door de maatschappij gewijzigd is, hebben we nu dan toch onze boardingpassen bemachtigd voor de – voor zover we nu weten – definitieve vertrektijd van 16.40 naar Ho Chi Minh City. Zoals vrijwel altijd zijn we ruim op tijd, om niet te zeggen te vroeg, op de luchthaven gearriveerd, want je weet maar nooit!

De afgelopen dagen hebben we genoten van het strand- en zwembadleven op Phu Quoc. Het leuke van deze bestemming is dat veel resorts aan het strand liggen en restaurants en barretjes hun tafeltjes en loungesetjes gewoon op het strand hebben gezet, zodat je op je blote voeten uit eten kunt gaan. De sfeer is relaxed, iedereen geniet van het warme zand tussen zijn tenen (behalve Roland, want die heeft een hekel aan zand aan z’n voeten) en een drankje met uitzicht op de ondergaande zon of, later op de avond, een kampvuur. Het deed ons een beetje denken aan Goa.

Gisteren hebben we nogmaals een fiets gehuurd, nu voor een halve dag (kosten in totaal 4 euro) en zijn we opnieuw naar Duong Dong gefietst om daar de dagelijkse markt te bezoeken. Het was weer een feest van verwondering! Talloze vissoorten en schaaldieren, vaak nog naar adem happend of scharrelend door de emmer als bewijs van de versheid van de waren, levende kippen of eenden die met een poot aan de tafel vastgebonden staan, allerlei onderdelen van varkens (een kop met huid en oren er nog aan, een gevilde kop waarvan de dode oogjes je aanstaren, poten) en allerlei prachtige groenten, kruiden en vers fruit. Hoewel wij over het algemeen redelijk gezond eten, is het soms toch gokken naar de naam van het frisse groen of de exotische vruchten.

Twee dagen eerder aten we al op de avondmarkt, een sfeervol gebeuren in 3 straten langs de rivier waar je bij restaurantjes vooral verse vis (die je eerst zelf mag gaan aanwijzen) kunt eten. Al het eten is heel goed van kwaliteit en zo smerig als de straten van de dagmarkt zijn, zo schoon en opgeruimd zijn de straten van de avondmarkt. Als toetje hebben we bij een kraampje een Thais fruitijsje laten maken. Dat wordt gedaan op een roestvrijstalen plaat die sterk gekoeld wordt. Je kiest dan het verse fruit dat je wilt hebben en dat wordt vervolgens, samen met een of twee andere ingrediënten, voor je neus op de metalen plaat met oorverdovend messengehak voor je fijngemalen, gemixt, uitgesmeerd en opgerold tot ijsrolletjes. Verser (en lekkerder!) kun je het niet hebben.

Na het bezoek aan de dagmarkt fietsten we naar Ong Lang Beach, een stuk ten noorden van Duong Dong. Na een verfrissend drankje peddelden we het hele stuk weer terug voor een welverdiende lunch in de stad. Aan onze training zal het dus volgende week niet liggen, want in totaal hebben we zeker zo’n 3 uur gefietst, geen sinecure op te lage fietsen en in zo’n 30 graden!

Stipt op de uiteindelijke tijd vertrekt onze vlucht naar Ho Chi Minh stad. We zijn klaar voor deel twee van ons avontuur: een paar dagen sightseeën in de city.

Met beide voeten op de grond

Het is zondag, een dag als iedere andere in ons resort aan het strand van het eiland Phu Quoc. Na een nachtje bijslapen in Ho Chi Minhstad zijn we vrijdagochtend voor dag en dauw opgestaan voor onze vlucht naar het eiland. Op het eiland is niets anders te doen dan genieten van zon, zee en heerlijk seafood eten. Een enkele touroperator probeert er nog wat van te maken door voor knappe bedragen toertjes te organiseren naar plaatsen zoals de noordwestpunt van het eiland vanwaar je Cambodja kunt aanschouwen, maar feitelijk is er helemaal niets te doen. En dat was nou precies wat we zochten!

Bij aankomst was het weer even omschakelen,. We werden, zoals vooraf geregeld, keurig opgehaald op het vliegveld door de taxi, die ons in ca. 10 minuten naar ons hotel bracht. Reclameborden, kleine winkeltjes, vuilnishopen, eetkraampjes en ander straatleven flitste aan ons voorbij totdat de taxi op enig moment afsloeg naar schijnbaar niks en via een klein onverhard weggetje een bouwplaats op reed. Na het passeren van een hotel in aanbouw reden we echter een keurige poort door, waarachter ons kleine resort zich ontvouwde. Kleine witte bungalows tussen palmen en mooie haagjes van kamerplanten die hier zomaar buiten groeien, een leuk zwembad met ligbedden en een restaurant pal aan het strand. De entree deed ons denken aan onze ervaringen in China en India (vooral Goa), waar soms de twijfel toesloeg over waar we nu weer terechtgekomen waren, maar waar het dan in tweede instantie heel leuk was zodra je had geleerd om door de lokale eigenaardigheden heen te kijken. Maar het is wel even wat anders dan de wereld aanschouwen vanuit een cocon op de 15e etage van een westers hotel: we stonden letterlijk en figuurlijk weer met beide benen op de grond!

Inmiddels zitten we helemaal in het ritme van het leven aan het strand. We hebben en prima, ruime kamer met terras vrijwel aan zee, zodat we kunnen genieten van het gekabbel van de golven en het uitzicht. ’s Morgens slapen we uit en werken we vervolgens ons door het dagelijkse dilemma van wat te nemen van het ontbijtbuffet (westerse pannenkoekjes met ananasjam of Vietnamese pho, een ter plekke voor jou persoonlijk bereide soep met allerlei lekkers erin, of toch maar een klaar-terwijl-u-wacht gebakken eitje?). Daarna zonnen aan het zwembad tot aan de lunch, die we met uitzicht over zee verorberen. Dan de schaduw in met een boekje of een tijdschrift met tussendoor een frisse duik in het zilte nat. Rond een uur of half vijf douchen en de korte broeken aan voor een wandeling langs het strand om bij de andere resorts te kijken hoe ‘de buren’ hun tijd doorbrengen. Onderweg becommentariëren we de toeristen en de restaurantjes en barretjes die we passeren en kijken we uit naar een plek om s’ avonds te eten. Na het diner keren we in het donker via de gezellige straat, die vlak achter de hotels ligt, terug en zo hebben we iedere dag ons vertier en ons ‘loopje’.

Vandaag hebben we ontdekt dat het naastgelegen resort, dat er vanaf het strand poepsjiek uitziet, feitelijk nog niet meer dan 10 kamers in gebruik heeft en dat de rest nog in aanbouw is, hetgeen de bouwput naast ons resort verklaart (waar we overigens helemaal geen last van hebben). Blijkbaar heeft men voorrang gegeven aan het bouwen van het grote restaurant met subliem terras en zwembad aan zee, zodat dat ‘up and running’ is zodra het grote hotel klaar is om gasten te ontvangen. Iedereen die een consumptie neemt is welkom om gebruik te maken van de faciliteiten en dus hebben wij voor de prijs van een paar colaatjes genoten van de vijf sterren ligbedjes aan zee. Dat is voor herhaling vatbaar! Vanmiddag hebben we een fiets gehuurd (5 euro voor twee fietsen voor de hele dag) en zijn we naar Duong Dong gefietst, de ‘hoofdstad’ van Phu Quoc, een aantal kilometers verderop. Mooie training voor de fietstocht waaraan we over een week gaan beginnen. Vanaf de vuurtoren bij de haven zagen we de vissers en de vrachtboten (stukgoed) af en aan varen terwijl de lokale bevolking over de pier wandelde en streetfood en drankjes kocht. Ook de avondmarkt, met zijn talloze winkeltjes en eettentjes was een belevenis. De verse padden hebben we aan ons voorbij laten gaan, maar we hebben wel genoten van heerlijke verse vis (zoetzuur en Hongkong-stijl) die we met stokjes samen met hapjes rijst naar binnen hebben gewerkt. Het was heerlijk.

We zijn inmiddels ook thuis in de lokale prijzen en valuta. Het is raar om 3 miljoen te gaan pinnen ? (grofweg zo’n 120 euro), maar het went toch snel. Een colaatje kost een euro, een gemiddeld hoofdgerecht zo’n 4 euro en als we de bloemen buiten zetten zoals vandaag, dineren we met z’n tweeën voor nog geen 17,50. Prima toeven hier!

De wereld vanaf 15 hoog

Vanuit onze Westerse cocon op het fantastische dakterras-met-zwembad op de 15e etage van het overigens fantasieloze Ibis Airport Hotel in Ho Chi Minh stad kijken wij uit over de stad die bekend raakte als Saigon. Oppervlakkig bezien ziet de stad eruit als iedere andere wereldstad, maar terwijl wij genieten van onze caesar salade, een clubsandwich en twee grote Cokes Zero (waarbij we niet goed meer weten of dit nu ons ontbijt, de lunch of het diner is) vallen steeds meer lokale bijzonderheden op die de stad herkenbaar maken als Vietnamees of, op z’n minst, Aziatisch.

Op het dak van een lager hotel tegenover ons doet een vrouw de was. Grote witte lakens wapperen, over lange waslijnen gedrapeerd, in de wind. In de hoek van het dak is met golfplaten een overdekt gedeelte gemaakt, waar ook was hangt. Het is ons niet duidelijk waarom precies dat linnen overdekt moet worden gedroogd en al helemaal niet waarom de ruimte ook nog met kippengaas is omheind, maar er is ongetwijfeld een goede reden voor. De vrouw draagt een puntige, rieten zonnehoed, die iedereen direct zou herkennen van stereotiepe plaatjes van het Aziatische plattelandsleven en die wij met Carnaval zouden dragen (uiteraard voorzien van twee zwarte nepvlechten). Nadat de was gedaan is buigt zij zich over wat op een moestuintje lijkt en frutselt ze wat tussen de plantjes. Na het vegen van het terras zit haar werk er op en gaat ze naar binnen.

Op de achtergrond vliegen de vliegtuigen af en aan en klinkt voortdurend, maar niet storend, het geluid van claxons van auto’s en scooters, die in groten getale met hun gehelmde berijders door de straten stromen. Overal tussen de huizen bloeit weelderig tropisch groen en soms  zijn bloemen te herkennen. Er stijgen her en der rookpluimen op, mogelijk van afval dat in de achtertuin wordt verbrand. In de wirwar van bebouwing staan westers aandoende rechthoekige, betonnen blokkendozen in wit en pastel, gebouwen van vermoedelijk Frans-koloniale oorsprong met pannendaken en sierstucwerk en panden die volgens de Lonely Planet als Vietnamees te kwalificeren zijn: rechthoekig, op palen gebouwd (in verband met het klimaat en de daarmee samenhangende overstromingen) en maximaal een etage hoog met daken van al dan niet sterk verroeste golfplaten. De uitvinder daarvan moet toch wel schathemeltjerijk zijn geworden…We zullen het de komende weken gaan ontdekken of deze bouwstijl inderdaad exemplarisch is voor de Vietnamese architectuur. We zien er naar uit!